
Volledigheid
De bestanden
met uurgegevens van het KNMI zijn niet in alle gevallen volledig. In sommige
gevallen ontbreekt informatie over het neerslagtype, onweer, zicht of bewolking.
Wanneer dit voorkomt is het bovenaan de pagina aangegeven; onder de windpijlen is
dan exacte plek aangegeven waar gegevens ontbreken. Voor sommige kleinere
weerstations zij de gegevens altijd onvolledig.
Tijd
Alle gegevens zijn
weergegeven in plaatselijke tijd (West-Europese zomer- of wintertijd). Het begin
en het eind van de zomertijd is aangegeven. Bij het ingaan van de zomertijd
ontbreekt het uur 2:00 tot 3:00 plaatselijke tijd; aan het einde van de
zomertijd komt het uur 2:00 tot 3:00 twee keer voor, wat te zien is aan de
dubbel getrokken temperatuurlijn.
Weerbeeld
Met symbolen voor zon, bewolking en neerslagtypen wordt een
korte samenvatting gegeven van het weer in de daglichtperiode. Voor de bepaling
van het weerbeeld wordt uitgegaan van de hoeveelheid en het verloop van de
bewolking, en de duur en de aard van de neerslag. Gegevens over het optreden van
hagel zijn helaas niet beschikbaar, dan wel niet goed verwerkbaar. Onweer en
mist worden apart aangegeven.
|
Bewolking
De
aanwezigheid van bewolking wordt voor de meeste weerstations opgegeven in
achtsten van de bedekking van de lucht, en kan dus variëren van 0/8 (onbewolkt)
tot 8/8 (geheel bewolkt).
De waarneming wordt gedaan op het hele uur.
Sommige weerstations leggen de informatie niet vast.
De aanwezigheid van bewolking overdag kan dan worden
afgeleid uit de hoeveelheid zonneschijn, maar omdat een laagstaande zon niet
meetelt voor de hoeveelheid zonneschijn gaat dit aan het begin en aan het eind
van de dag niet helemaal goed. De hoeveelheid bewolking 's
nachts is in dat geval niet bekend.
|
Mist
Er is
sprake van mist wanneer het horizontale zicht minder dan 1000 meter bedraagt,
door de aanwezigheid van kleine waterdruppeltjes vlak boven de grond.
Mist wordt aangegeven met een horizontale
arcering. Eén lijn: zicht 900 - 1000 meter; twee lijnen: zicht 800 - 900 meter etc. tot 10 lijnen: zicht minder dan
100 meter.
In oudere gegevens is het zicht soms niet opgegeven, terwijl
wel bekend is dat er mist was. In dat geval is mist aangegeven met 5
streepjes (overeenkomend met 500-600 meter zicht).
Sommige stations hebben geen gegevens over het voorkomen van mist en van
zicht. Het voorkomen van mist kan dan tot op zekere hoogte worden afgeleid uit
de luchtvochtigheid, maar dat is erg onnauwkeurig.
|
Neerslag
De neerslaghoeveelheid per uur wordt aangegeven met
staafjes. De betekenis van de kleuren is als volgt. Rood:
regen; blauw: sneeuw; paars: regen en sneeuw; grijs: neerslagtype niet opgegeven. De onderliggende
tijdbalk biedt ruimte aan een hoeveelheid van 20 mm. Grotere hoeveelheden steken
boven de tijdbalk uit. Hoeveelheden van minder dan 0.1 mm in een uur zijn
niet vermeld. Aan de rechterkant van de figuur staat de totale hoeveelheid
neerslag van de kalenderdag vermeld van 0 uur tot 24 uur plaatselijke tijd.
Deze periode wijkt af van de voor de daggegevens van de weerstations van het KNMI gebruikte periode (0:00
tot
24:00 UT, dat is 01:00 tot 01:00 lokale wintertijd of 02:00
tot 02:00 lokale zomertijd) en de
voor de daggegevens van de neerslagstations van het KNMI en de geografische
overzichten gebruikte periode (08:00 – 08:00 UT, dat is 09:00 tot 09:00
wintertijd of 10:00 tot 10:00 zomertijd).
Zie ook Toelichting Links.
Er zijn vrij grote verschillen tussen de elektronische neerslagmetingen van de
volledige weerstations en de handmatige neerslagmetingen van de
neerslagstations. Mogelijk zijn de aangegeven hoeveelheden hierdoor te laag. Het
verschil is enkele mm per maand. Meer hierover binnenkort op de pagina over het
neerslagoverchot. |
Windrichting en -kracht
Windrichting en windkracht worden aangegeven met
een pijl met oplopende dikte, zie onderstaande
tabel. Uitgegaan is van de gemiddelde windkracht
in een uur (om de 4 uur; de tijdvakken 1-2
uur, 5-6 uur etc.)
Zie ook
Toelichting Links.

|
Windstoten
Windstoten boven 75 km/u
zijn aangegeven met een windzak. De aanduiding
is niet heel exact, want het is afgeleid van
gegevens die uitgedrukt zijn in hele meters per
seconde.
!
in een deel van
de pdf-bestanden zijn de windstoten niet goed
weergegeven, doordat er gebruik gemaakt is van
een verkeerde waarde. Bestanden vanaf 5 november
2013 (de aanmaakdatum staat rechts onderaan)
zijn correct. |
Onweer
Het bliksem-symbool onder de windpijlen
duidt op onweer binnen het afgelopen uur. Vroeger
werd onweer genoteerd als de donder gehoord was,
gegevens vanaf 1995 zijn gebaseerd op automatische detectie. Uit de
beschikbare gegevens is niet af te
leiden of er sprake was van licht of zwaar onweer. In veel gevallen is dit wel
vastgelegd in de 'weercode' , maar deze gegevens zijn
hier nog niet goed verwerkbaar.
Zie ook
Toelichting Links.
|
IJzel
Het optreden van ijzel wordt afgeleid uit de combinatie van
de temperatuur en het neerslagtype (en hoeveelheid) in het afgelopen uur. Er is
alleen ijzel vastgesteld als er bij een temperatuur onder 0 wèl regen,
maar géén sneeuw is gevallen. Deze definitie is niet helemaal sluitend, omdat
bij een combinatie van regen en sneeuw niet is af te leiden of dit tegelijk is
gevallen, of na elkaar. Er wordt
onderscheid gemaakt tussen ‘lichte ijzel’, ‘matige ijzel’ en ‘zware ijzel’. |
Temperatuur
De grafiek van de temperatuur is gebaseerd op
temperatuurmetingen op het hele uur. De
vermelde minima en maxima zijn de waarden zoals vermeld in de etmaalgegevens van
het KNMI. Deze zullen in de meeste gevallen niet op het hele uur gemeten zijn,
en kunnen daardoor een extremere waarde hebben dan de metingen waarop de grafiek
gebaseerd is (afwijkingen tot meer dan één graad komen voor).
Soms is de minimum- of
maximumtemperatuur niet te achterhalen. Dat komt doordat de
etmaalgegevens van het KNMI betrekking hebben op een etmaal in Universal Time; deze loopt 1
of 2 uur achter op de Nederlandse tijd. Een minumumtemperatuur die na 23:00u UT
bereikt wordt valt in lokale tijd op de volgende dag, en wordt niet vermeld.
Voor maxima komt dit maar weinig voor.
|
Gevoelstemperatuur
Bij een combinatie van lage temperaturen en wind is het
gebruikelijk om aan te geven wat de gevoelstemperatuur is. De gevoelstemperatuur
ligt altijd lager dan de gemeten temperatuur, en
is alleen vermeld wanneer deze een waarde heeft van -15 graden of lager.
LogboekWeer hanteert
evenals het KNMI voor de berekening de zgn. JAG/TI-methode,
in formule:
G = 13,12 + 0,6215 T
– 11,37 (3,6 W)0,16 + 0,3965 T (3,6 W)0,16
met G voor de
gevoelstemperatuur, T voor de temperatuur in °C, gemeten op 1,50 meter hoogte en
W voor de gemiddelde windsnelheid in m/s, gemeten op 10 meter hoogte.
De JAG/TI-methode is ontwikkeld voor een windsnelheid op standaard
meethoogte (10 meter) tussen 1,3 en 49,0 m/s en een wandelsnelheid van 4,8
km/uur. De waarnemer ervaart de gevoelstemperatuur als hij tegen de wind in
loopt. De gevoelstemperatuur is niet met een instrument te meten.
|
Sneeuwjacht
en sneeuwstorm
Sneeuwjacht
en vooral sneeuwstorm zijn
zeldzame verschijnselen. Het
KNMI spreekt van sneeuwjacht als
droge sneeuw valt bij windkracht
6 of 7. Bij windkracht 8 of meer
is sprake van een sneeuwstorm.
De sneeuw kan ook opstuiven
vanaf een eerder gevallen
sneeuwlaag (driftsneeuw). |
Schaatsijs
De schaatsjes onderaan duiden er op dat er
(waarschijnlijk)geschaatst kon worden. Er is
uitgegaan van het aantal vorsturen (dat is 1 uur
x 1 graad vorst). De berekening is een stuk
simpeler dan de door het KNMI gebruikte
ijsdikteberekening en werkt
goed op bij invallende, matige vorst. Bij
aanhoudende lichte vorst of afwisseling vorst en
dooi gaat het minder goed. Er is ook geen
rekening gehouden met een aanwezigheid van
sneeuw. Als de temperatuur 's ochtends al boven
0 is ontbreken de schaatsjes, terwijl er
mogelijk nog wel geschaatst
kon worden.
|
Opgegeven
sneeuwdikte
De
aanwezigheid van een sneeuwlaag wordt op de neerslagstations van het KNMI één
keer per dag gemeten, om 8 uur UT (bij
wintertijd is dat om 9
uur ’s ochtends), en wordt opgegeven in
centimeters. De
sneeuwdikte moet gemeten worden op kort gemaaid gras. Soms is er sprake van een gebroken
sneeuwdek (0-1 cm of 0-x cm) of
van sneeuwduinen (xxx cm).
Zie ook
Toelichting Links. In
de periode tot 2003 zijn de
opgegeven sneeuwdiktes vrij
onnauwkeurig, doordat ze in
feite vastgelegd zijn in
categorieën. Deze zijn als
volgt:
1 cm staat voor: 1
cm
2 cm staat voor: 2 - 3 cm
5
cm staat voor: 4 - 6 cm
8 cm staat voor: 7 - 11 cm
(?)
15 cm staat voor: 12 - 18
cm
23 cm staat voor: 19 - ?? cm
|
Berekende
sneeuwdikte
Tot op
zekere hoogte kan de dikte van de sneeuwlaag voor ieder uur worden berekend, uit
onder andere de gevallen hoeveelheid sneeuw en het verloop van de temperatuur.
Op die manier kunnen ook snelle wisselingen in de sneeuwdikte, en
sneeuwlagen die om 7 uur ’s ochtends alweer verdwenen zijn in beeld worden
gebracht.
Er is geen rekening gehouden met
geleidelijke inklinking van de
sneeuw, invloed van andere
neerslag (regen, ijzel,
korrelsneeuw), de hoeveelheid
warmte of kou in de bodem, het
opwaaien of wegwaaien van
sneeuw.
Het beste beeld kan verkregen
worden door een vergelijking van
de opgegeven sneeuwdikte met de
berekende sneeuwdikte, en liefst
ook met de kaart met de
landelijke verspreiding (vanaf
2003).
|
|