LogboekWeer.nl |
Toelichting Neerslagoverschot |
      |
Het
Doorlopend neerslagoverschot en -tekort van
LogboekWeer.nl is bedoeld om een snel overzicht
te geven van het optreden van natte en droge
periodes door de jaren heen. Dat is minder
makkelijk dan het lijkt. In feite is er geen
eenduidige manier om aan te geven hoe nat of hoe
droog het is.
Verdamping volgens
Makkink
Het neerslagoverschot wordt in de eerste plaats
bepaald uit het verschil tussen de gevallen
hoeveelheid neerslag en de verdamping. Het KNMI
berekent voor elke dag de z.g.
referentie-gewasverdamping volgens de methode van Makkink. Dit staat model voor de
verdamping van grasland op een bodem die van
voldoende vocht voorzien is. De verdamping
volgens Makkink wordt berekend op basis van de
temperatuur en de globale straling. Op basis
van het neerslagoverschot per dag berekent het
KNMI het
cumulatieve neerslagoverschot
of
(meestal) -tekort over het groeiseizoen, te
beginnen bij 1 april. Het KNMI berekent daarbij
het gemiddelde van 13 stations verspreid over
Nederland.
Berekening door Logboekweer
Logboekweer.nl berekent het doorlopend
neerslagoverschot voor 25 weerstations in
Nederland afzonderlijk. Vooral door zware,
plaatselijke buien kunnen er soms lokale
effecten in zitten. Voor een zo goed mogelijk
beeld op het optreden van droogte of mogelijk
wateroverlast in een bepaald gebied is het
daarom nuttig om de gegevens van een een aantal
nabijgelegen weerstations met elkaar te
vergelijken. Om tot een reeks te komen die zomer en winter
doorloopt is het noodzakelijk om steeds een
klein stukje van het opgebouwde
neerslagoverschot of -tekort weg te laten. Zo
niet, dan loopt het neerslagoverschot steeds
verder op, want Nederland heeft op jaarbasis
bijna altijd een neerslagoverschot.
In
de standaardberekening wordt steeds 1/30 van het
opgebouwde overschot of tekort weggelaten. Dat
getal
is arbitrair; er wordt
naar gestreefd om periodes die als (heel) droog
en (heel) nat worden ervaren goed in beeld te
brengen.
Het
berekende neerslagoverschot of -tekort kan
worden uitgedrukt in millimeters, maar de
absolute waarde hiervan heeft geen betekenis.
Het getal is alleen bedoeld om verschillende
periodes met elkaar te kunnen vergelijken.
Terugkoppeling
In
werkelijkheid
vindt ook een terugkoppeling plaats,
waardoor het neerslagoverschot of -tekort in
natte of droge tijden minder hard oploopt, of na
een periode met normale neerslag minder groot
wordt of verdwijnt. In grote delen van Nederland
wordt de waterstand kunstmatig in stand gehouden. In droge
periodes wordt water aangevoerd, in natte
periodes wordt het afgevoerd. Het effect van een theoretisch wateroverschot of -tekort komt
daardoor dan
meer in de kwaliteit van het water tot
uitdrukking dan in de kwantiteit. Ook door natuurlijke oorzaken vindt er een
terugkoppeling plaats. In droge periodes is er
minder water beschikbaar voor de vegetatie,
waardoor er minder verdamping plaatsvindt en het
tekort minder snel oploopt. In natte periodes
kan er extra verdamping optreden. Ook kan er
langs natuurlijke weg water afstromen of
toestromen.
Klimaatverandering?
Om na te gaan of er
systematische veranderingen plaatsvinden in het
het optreden van droogteperiodes zijn
de gemiddelden
uitgerekend over 15 jaar. Het lijkt erop dat in
de laatste jaren de droogte eerder begint, maar
ook eerder weer ophoudt (gemiddeld half
augustus). Om na te gaan of dit echt
systematische veranderingen zijn zal een langere
periode bekeken moeten worden. (dit wordt nog
verder onderzocht).
 |
▲Figuur
1. Binnen Nederland kunnen grote
verschillen ontstaan in het neerslagoverschot of
-tekort. Kaarten met het berekend
neerslagoverschot per weerstation
per week
zijn
beschikbaar vanaf 1971. Klik op
één van de volgende links:
2016-2020,
2011-2015,
2001-2010,
1991-2000,
1981-1990,
1971-1980.

▲Figuur
2. Berekend
neerslagoverschot volgens de
methode van het
KNMI, maar gebaseerd op de gegevens van één station (in dit geval De Bilt). Het overschot of
tekort wordt alleen berekend over de periode 1 april - 1 oktober, en begint
altijd op 0. Meestal wordt het grootste tekort aan het eind van de zomer bereikt,
daarna neemt het vaak weer iets af.
Klik hier voor de complete figuur volgens
deze methode.
▲Figuur
3. Berekend
neerslagoverschot
volgens de
standaardmethode van
LogboekWeer. Er wordt steeds 2% van het opgebouwde neerslagoverschot of -tekort
van de voorgaande dagen weggelaten. Ook zijn de dagrecords (brede
rode balk) voor de
betreffende periode (42 jaar of korter) aangegeven, en de nummers 2 en 3. In
1976 zijn vier periodes record-droog. In 1971 zijn in september en oktober
record-droge periodes.

▲Figuur
4. Ter
vergelijking een iets andere berekening, waarbij
1/60 wordt weggelaten.
Een opgebouwd overschot of -tekort werkt nu langer door.
Klik hier
voor andere berekeningen:
1/15,
1/120,
1/360.
In
het laatste geval is er voor de meeste jaren het hele jaar door een
neerslagoverschot. Alleen wanneer heel lang achter elkaar te weinig neerslag
valt tekent zich nog een neerslagtekort af. Dat is vooral in 1976 het geval,
verder onder andere in 1996.
Dagrecords
Op
het overzicht is ook te zien of er sprake is van
een -voor het moment van het jaar- recorddroge
periode. Dit is aangegeven met een rode balk. De
records zijn berekend over de periode die op het
overzicht zichtbaar is, in de meeste gevallen is
dat vanaf 1971. Wanneer een andere
berekeningsmethode gebruikt wordt is dat van
invloed op de dagrecords, zie
de
de voorbeelden
hierboven.
Over de berekening van het neerslagoverschot en -tekort is discussie mogelijk.
Is het in deze vorm zinvol? Kan de berekening (eenvoudig) worden bijgesteld?
Alle reacties en suggesties zijn welkom op
info@logboekweer.nl.
|
|
| |